Ponskaarten
Ponskaarten
Voor de invoer van gegevens in gemechaniseerde en/of geautomatiseerde systemen, werd een een heel slim systeem gebruikt: ponskaarten (uitgevonden door Herman Hollerith en voor het eerst op grote schaal toegepast tijdens de volkstelling van 1890 in de USA; het verwerken van deze telling werd teruggebracht van zes jaar tot zes weken).Dit waren rechthoekige kartonnen kaarten van ongeveer 20 x 8 cm. Deze waren verticaal ingedeeld in 80 kolommen en horizontaal in 12 rijen.
Met behulp van een ponsmachine konden in elke kolom één of meer rechthoekig gaatjes worden gestanst. Die gaatjes gaven in code aan of een kolom een cijfer, een letter of een leesteken bevatte. Een kolom zonder gaatjes kwam overeen met een spatie.
Er konden maximaal 12 gaatjes in een kolom staan. Van boven naar beneden als volgt gecodeerd:
12 - 11 - 0 - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 (zie hieronder voor een voorbeeld van een ponskaart).
De codering zat zo in elkaar:
- Was alleen een cijfer gestanst ( 0 t/m 9) dan stelde dat ook een echt cijfer voor
- Komt een cijfer voor in combinatie met een ‘bovenponsing’ (12, 11 of 0), dan codeert dit voor een letter
- Drie gaatjes of meer stelden een bijzonder teken voor, zoals punten, komma's, valutasymbolen, etc.
ponskaart met de meest voorkomende tekens en vertaling aan de bovenrand
Ponskaartmachine IBM-029
lees verder Ponskamer:Creed